Welvaartscreatie is voor geen enkel beleidsniveau in België nog politiek prioritair
De begroting kleurt bloedrood, maar de wankele coalitie laat elke partij haar favoriete doelgroep bedienen. De impact op de overheidsfinanciën is voor de toekomst. Het zou België kunnen zijn, maar het is Vlaanderen.
(Artikel door professor Marc De Vos, oprichter van het Itinera Institute en laureaat van de Prijs voor de Vrijheid 2019 van denktank Libera!, zoals oorspronkelijk gepubliceerd in Trends op 25 september 2023.)
Twee weken geleden bleek het tekort op de Vlaamse begroting maar liefst met 50 procent toe te nemen, tot 3 miljard euro. Na zo een dramatische ontsporing zou een onschuldige waarnemer een alarmfase met drastische besparingen verwachten. Het tegendeel is waar. Vlaamse politieke creativiteit vindt alsnog honderden miljoenen extra, vooral voor de kinderopvang, de jobbonus en elektrische wagens.
Vlaanderen, die rijke regio met internationale ambities, begint in veel meer dan zijn politieke praxis op het armlastige België te gelijken. Net als op het federale niveau wordt de beleidsrealiteit in Vlaanderen gedomineerd door een gigantische machine van subsidiëren en uitkeren. Meer dan de helft van alle Vlaamse middelen gaat al naar onderwijs, welzijn, volksgezondheid en gezinsbeleid. Dat geeft de bekende Belgische paradox in Vlaanderen: een overheid die zodanig fors financiert, wordt het spontane aanspreekpunt voor elke nieuwe behoefte en heeft daardoor steevast te weinig middelen.
Het is met onderwijs, sociale woningen, openbaar vervoer, ouderenzorg, ziekenhuizen, armoedebeleid en kinderopvang in Vlaanderen zoals het met pensioenen en gezondheidszorg federaal is: de beleidscultuur maakt van elk probleem een overheidsprobleem, maar de middelen kunnen de behoeften niet volgen. In de discussie over kinderopvang vertrokken alle partijen en actoren spontaan van hetzelfde a priori: de Vlaamse overheid moet dit probleem oplossen. In de marge wordt ook gesproken over bedrijven als locaties, maar alweer met fiscale voordelen. Families, buurten, scholen en het sociale weefsel komen niet op de politieke radar.
De kinderopvang illustreert ook de Belgische ziekte in Vlaanderen: een overdaad aan ondersteuning en een tekort aan investeringen. Een overheid die kinderopvang organiseert, investeert in de toekomst van zowel de ouderen als de kinderen, met een voorspelbaar rendement op de lange termijn. Maar Vlaanderen is de Belgische welvaartsstaat bis: zodanig vastgeklikt in zijn beloften dat er onvoldoende ruimte is om te investeren. Denk aan de schrijnende achterstelling van migrantengemeenschappen, aan de hardnekkige kansarmoede, aan de honderdduizenden langdurig zieken. Vlaanderen zou moeten mobiliseren voor preventie en remediëring van kansongelijkheid, maar geraakt daar simpelweg niet.
Net zoals de federale welvaartsstaat kannibaliseert de Vlaamse welvaartsstaat de ruimte voor andere politiek. Een steeds groter deel van de overheidsmiddelen is op voorhand voorbestemd. Voor andere prioriteiten rest dan steeds minder. Aan werk en economie besteedt Vlaanderen bijna negen keer minder dan aan onderwijs, welzijn, volksgezondheid en gezinsbeleid samen. Vlaanderen mag dan al de ambitie hebben om een topregio te zijn, maar waar staat Vlaanderen internationaal met zijn industrieel beleid, investeringsbeleid, transport en mobiliteit, marktaandeel in de export en aantrekking van topimmigranten?
De werkgevers en de vakbonden vragen eensgezind meer Vlaamse investeringen, maar de vaststelling is dat welvaartscreatie voor geen enkel beleidsniveau in België nog politiek prioritair is. Er vloeit natuurlijk belastinggeld naar de economie, maar met welke focus en finaliteit? De jobbonus bedient al bijna 40 procent van alle werkenden in Vlaanderen. Is dat normaal? De Vlaamse overheid onderhoudt massaal de tewerkstelling en politiseert de loonvorming op de arbeidsmarkt. Daarin begint Vlaanderen zowaar op Wallonië te gelijken. Laten we opnieuw aanknopen bij het ambitieniveau dat ooit de vraag naar Vlaamse autonomie voedde.