In Brussel rot de vis vanaf de kop

wo 11 jun 2025 - 00:01

Europa heeft haar lot in eigen handen.

(Artikel door Pieter Cleppe, ondervoorzitter van Libera! en hoofdredacteur van BrusselsReport.eu, zoals oorspronkelijk gepubliceerd op Mises.NL op 9 juni 2025.)

De Europese Unie begint zich er bij neer te leggen dat haar voorstel om de invoerheffingen op industriële goederen af te schaffen, bij de Amerikaanse regering op niets uitloopt, volgens verschillende onderhandelaars en diplomaten. Tien jaar geleden waren de VS en de EU eigenlijk al dicht bij een verlaging van de industriële invoerheffingen, tijdens onderhandelingen over het zogenaamde TTIP – handelsakkoord tussen beide handelsblokken. Dat liep echter op niets uit vanwege landbouwprotectionisme van beide kanten en de Europese weigering om een goed werkend systeem van private arbitrage te aanvaarden ingeval van disputen. 

Ook nu gaat de EU nauwelijks in op Amerikaanse eisen om niet-tarifaire belemmeringen te schrappen. Het is tekenend voor het EU-project dat al geruime tijd - eigenlijk al sinds de stichting van de Europese Gemeenschap - zowel vrijhandelsaspecten als protectionistische elementen bevat, met name in de vorm van het gemeenschappelijke extern tarief. Hoewel de Verenigde Staten op het gebied van protectionisme ongeveer even erg zijn als de EU, bijvoorbeeld wat betreft landbouw en invoerrechten op auto's, hanteert de EU veel hogere tarieven dan de VS voor specifieke sectoren.

Wat de openstelling van de buitenlandse handel betreft, was de EU tot het Brexit-referendum in 2016 relatief succesvol. Sindsdien slaagde ze er nauwelijks in om nog echt belangrijke handelsakkoorden te sluiten. Dit is deels te wijten aan het feit dat de EU de handelsonderhandelingen steeds meer heeft overladen met allerlei pogingen om haar specifieke regelgevingskeuzes op te leggen.

Dit is bijvoorbeeld de reden waarom de handelsovereenkomst tussen de EU en Australië in 2023 is mislukt. Karl Haeusgen, voorzitter van de Duitse machinebouwersvereniging VDMA, beklaagde zich destijds dat de onderhandelingen waren mislukt vanwege de “belachelijke kwestie” van de productie van schapenvlees en rundvlees. Hij betreurde daarbij de te grote invloed van landbouwbelangen op handelsovereenkomsten, die hij “volstrekt onevenredig aan het economische belang van de landbouw in Europa” noemde.

De overeenkomst tussen de EU en het Latijns-Amerikaanse handelsblok Mercosur werd gegijzeld door dezelfde kwestie. Tijdens de onderhandelingen kwam de EU plotseling met nieuwe eisen om allerlei milieunormen op te leggen aan Latijns-Amerikaanse handelspartners. De overeenkomst is er nu wel, maar moet nog worden geratificeerd door de EU-lidstaten.

Een slechte relatie met de buren

Nog meer bewijs van de groeiende vijandigheid van de EU ten opzichte van handel is te zien in de manier waarop de EU twee naburige economieën behandelt: Zwitserland en het Verenigd Koninkrijk. In plaats van de reeks bilaterale handelsovereenkomsten die de EU in de jaren negentig met Zwitserland heeft gesloten, te actualiseren, probeert de EU deze onderhandelingen te gebruiken om haar eigen hoogste rechtbank als ultieme scheidsrechter op te dringen, zij het indirect. Dat zou hetzelfde zijn als wanneer de Verenigde Staten zouden eisen dat bij een geschil tussen de EU en de VS in het kader van een trans-Atlantische handelsovereenkomst het Hooggerechtshof het laatste woord zou hebben.

Tijdens de brexit-onderhandelingen heeft de EU niet eens geprobeerd te verbergen dat zij het openstellen van de handel als een “concessie” beschouwde, waarmee zij suggereerde dat dit iets negatiefs zou zijn, ook al is het natuurlijk zeer gunstig voor Europese bedrijven en consumenten dat er minder beperkingen gelden voor de handel tussen de EU en het VK. Ook daar maakte de obsessie van de EU om zowel haar regelgevingskeuzes als haar eigen hoogste rechtbank op te leggen, de zaken veel ingewikkelder dan nodig was.

Met de eerste Commissie-von der Leyen heeft de EU haar agressieve aanpak om handelspartners te dwingen haar regelgevingskeuzes te accepteren, nog versterkt door een aantal “groene” maatregelen in te voeren die in feite fungeren als “niet-tarifaire belemmeringen”. Een daarvan is de nieuwe CSRD-richtlijn van de EU, die bedrijven verplicht verslag uit te brengen over hun ecologische voetafdruk en blootstelling aan klimaatrisico's. Een andere is de Europese due diligence-richtlijn, die bedrijven verplicht om zowel milieuschade als sociale schade in hun toeleveringsketens in kaart te brengen en aan te pakken.

De Europese klimaatagenda

In Amerikaanse zakenkringen heeft dit tot grote bezorgdheid geleid. Dit wordt nu aangepakt door de nieuwe Amerikaanse administratie. “Donald Trump zet Amerika op de eerste plaats. En als er één voorbeeld is van buitenlandse regelgeving die Amerika op de laatste plaats zet, dan is het wel de [klimaatagenda] van de EU”, Republikeins congreslid Andy Barr heeft gewaarschuwd en geklaagd over de “regelgevingsfabriek” van de EU. Hij beloofde: “Een agenda waarin Amerika op de eerste plaats komt, zal leiden tot felle tegenstand tegen een Europese Unie die Amerikaanse bedrijven dure, belastende regelgeving wil opleggen.”

De regering-Trump verzet zich momenteel specifiek tegen de niet-tarifaire belemmeringen van de EU. Zo wil het Amerikaanse handelsagentschap USTR dat de EU haar ontbossingsverordening schrapt. Zij voert aan dat deze nieuwe Europese wet, die nieuwe bureaucratische verplichtingen oplegt voor de invoer van producten zoals vee, cacao, palmolie en rubber, de Amerikaanse landbouw en industrie jaarlijks 8,6 miljard dollar aan exportinkomsten zal kosten.

Dit soort wetgeving is een goed voorbeeld van hoe de EU haar handelspartners regelgeving probeert op te leggen en daarmee goede handelsbetrekkingen ondermijnt. Eerst waren het de Zuidoost-Aziatische palmolie-exporteurs Maleisië en Indonesië die hierover klaagden. Deze landen vinden het bijzonder oneerlijk dat de EU, ondanks het feit dat ngo's hen hebben geprezen voor het bereiken van een aanzienlijke vermindering van de ontbossing, blijft weigeren hun normen als gelijkwaardig te erkennen. Dit ondanks het feit dat de meest recente versie van de Maleisische norm tegen ontbossing, MSPO, zelfs strenger is dan de Europese.

Opvallend is dat de Europese Commissie onlangs ook heeft besloten alle 27 EU-lidstaten aan te merken als landen met een “laag risico” op ontbossing, wat betekent dat zij niet worden onderworpen aan de zware bureaucratie waarmee landen met een “hoog risico” of “normaal risico” te maken krijgen. Maleisië werd aangemerkt als “normaal risico”, ondanks het feit dat het land erop heeft gewezen dat “de Europese Commissie weet dat wij op dit gebied veel betere resultaten hebben geboekt dan sommige Europese landen” en dat zij zich op oude data baseert bij haar beroordeling.

Wat in dit verband nog problematischer is, is dat de Europese Commissie haar beoordeling stoelt op gegevens over de “totale bosbedekking” in plaats van op gegevens over “oerbos”, wat betekent dat landen die toestaan dat bossen die eeuwen of zelfs millennia nodig hebben gehad om te groeien, worden gekapt en vervangen door monoculturen, worden aangemerkt als “laag risico”.

Nadat ook Brazilië en de Verenigde Staten – toen nog met Joe Biden als president – begonnen te protesteren tegen deze Europese anti-ontbossingsregels, zag de EU zich genoodzaakt de inwerkingtreding van de wetgeving met een jaar uit te stellen. Nu Trump hierover klaagt, kan de hele reeks nieuwe groene EU-regelgeving die tijdens de eerste ambtstermijn van Ursula von der Leyen als voorzitter van de Commissie is aangenomen, alsnog nuttig blijken. De EU zou deze nu aan Trump kunnen aanbieden als zoenoffer in ruil voor tariefverlichting. Europese socialisten zien dit niet bepaald zitten, maar hun invloed is drastisch verminderd door de EU-kiezers bij de Europese Parlementsverkiezingen van vorig jaar, zoals we kunnen zien aan de toegenomen samenwerking tussen de centrumrechtse en rechts-populistische krachten daar.

Protectionisme

Al vóór de verkiezing van Trump was er een probleem met het feit dat de EU haar handelsbeleid voor andere doeleinden aanwendde. In 2024 gaf de hoogste handelsfunctionaris van de Europese Commissie, Sabine Weyand, dit zelfs toe. In een toespraak voor het Instituut voor Internationale en Europese Zaken merkte zij op dat handelspartners steeds meer vraagtekens plaatsen bij het gebruik van het handelsbeleid door de EU als “mondiale regulator”, waarbij zij verklaarde: “We hebben een aantal partners van ons vervreemd door ons toenemende gebruik van autonome handelsmaatregelen, unilaterale maatregelen die andere landen zien als het opleggen van extraterritoriale effecten van onze wetgeving. (...) Er zijn grote zorgen. We moeten dus reflecteren over onze aantrekkelijkheid voor onze handelspartners..”

Bovenop de groene protectionistische regelgeving van de EU heeft de EU de afgelopen jaren ook een nieuw tariefstelsel ingevoerd, het zogenaamde “koolstofgrensaanpassingsmechanisme” of “CBAM”. Het idee achter dergelijk klimaatprotectionisme is dat, aangezien de rest van de wereld het dure klimaatbeleid van de EU niet kopieert, bepaalde invoer naar de EU moet worden belast met tarieven, ter compensatie. Landen als India hebben fel geprotesteerd tegen deze maatregel, met het argument dat deze in strijd is met de regels van de Wereldhandelsorganisatie, maar in de media is hier weinig over te lezen.Hierbovenop heeft de EU de afgelopen jaren ook steeds meer verzaakt aan haar taak om binnenlands protectionisme tussen EU-lidstaten tegen te gaan. Het EU-Verdrag garandeert het vrije verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal, maar de Europese Commissie lijkt steeds minder geïnteresseerd in het handhaven van de bepalingen van het Verdrag. In 2023 meldde de Financial Times dat het optreden van de Europese Commissie tegen inbreuken op de interne markt tussen 2020 en 2022 met 80 procent was afgenomen, waardoor bedrijfsgroepen en sommige lidstaten waarschuwden dat het project van de interne markt “in gevaar” is.

Drie jaar geleden werd de Commissie zelfs officieel berispt door de Europese Ombudsman omdat zij geen actie had ondernomen tegen het protectionisme van de Duitse deelstaten.De Deense politica Margrethe Vestager is al tien jaar EU-commissaris voor mededingingsbeleid. Toen ze in 2014 aantrad, verklaarde ze al openlijk dat ze het “natuurlijk” vond dat mededingingsbeleid politiek is. Dit soort politisering van de handhaving van de regels voor eerlijke mededinging is natuurlijk het laatste wat de EU nodig heeft.

Tijdens de coronacrisis ging het van kwaad tot erger en sindsdien is de situatie niet verbeterd. Als gevolg daarvan delen EU-lidstaten nu schaamteloos grootschalige subsidies uit om de dreiging van deïndustrialisering als gevolg van hoge energieprijzen tegen te gaan – die op hun beurt het gevolg zijn van het (klimaat)beleid van de EU en grootschalige experimenten met de energievoorziening.

Vestager heeft niet alleen de bekrachtiging van de Europese internemarktregels veronachtzaamd. Ze heeft ook misbruik gemaakt van het EU-verbod op staatssteun om Amerikaanse techgiganten aan te pakken, bijvoorbeeld Apple. Vestager verloor een aantal van deze zaken bij het hoogste EU-gerechtshof, waarvan de lagere Kamer in 2020 verklaarde dat de Commissie niet “volgens de vereiste wettelijke norm” had aangetoond dat Apple een voorkeursbehandeling genoot die neer zou komen op onrechtmatige staatssteun. Uiteindelijk won ze de zaak wel.

Haar jacht op Amerikaanse bedrijven om hen meer belasting te laten betalen, allemaal op basis van grijze zones in de wetgeving, terwijl ze duidelijke schendingen van het EU-recht negeerde, leidde er zelfs toe dat ze door de Amerikaanse president Trump tijdens zijn eerste ambtstermijn de “EU tax lady” werd genoemd. De beleid van Vestager om tax rulings te gaan betwisten – een grijze zone - zou men misschien nog kunnen verdedigen indien ze ook overduidelijke schendingen van het EU-verbod op staatssteun zou aanpakken, maar dat was hier dus duidelijk niet het geval.

Steeds meer schulden

De vis rot vanaf de kop. Ook de voorzitter van de Europese Commissie, Ursula von der Leyen, speelt in dit alles geen erg positieve rol. In plaats van haar afdeling Mededinging aan te moedigen haar taak serieus te nemen, heeft Von der Leyen subsidies op EU-niveau voorgesteld in de vorm van een “Europees soevereiniteitsfonds”. Gelukkig hebben de lidstaten dit voorstel voorlopig afgezwakt, maar de Commissie zal zeker nog een poging wagen.In dat opzicht dringt de Commissie niet alleen aan op meer EU-uitgaven, maar ook op meer gezamenlijk uitgegeven schulden. Het lijkt de oplossing van de Commissie voor elk probleem, sinds de lidstaten in 2020 overeenkwamen om het schandaalgevoelige Corona-herstelfonds van de EU te financieren met gezamenlijk uitgegeven schulden. De forse kritiek van de Europese Rekenkamer verandert daar jammer genoeg niets aan.

Een van de tegenstanders van dat fonds was toen Nederland, onder leiding van Mark Rutte, die beloofde dat het een eenmalige oefening zou zijn. Het is echter onwaarschijnlijk dat de lidstaten de schuld gewoon aan de Europese Commissie zullen terugbetalen, of dat de Commissie belastingbevoegdheden krijgt om het geld rechtstreeks bij de EU-burgers te innen. Het meest waarschijnlijk is dat de Commissie toestemming krijgt om een nieuwe lening aan te gaan om de oude leningen terug te betalen, wat in feite de standaardprocedure is voor lidstaten om zichzelf te financieren. Wie weet koopt de Europese Centrale Bank uiteindelijk nog die schuld op met bijgedrukt geld, ten koste van spaarders, indien er onvoldoende belangstelling zou zijn vanwege investeerders. In elk geval wordt het Coronaherstelfonds dus allicht een permanent fonds.

Voor de Europese Commissie is elke crisis goed genoeg om haar plan voor gezamenlijke schulduitgifte door te drukken. Het meest recente voorbeeld is het plan om “Europa te herbewapenen”. Het Nederlandse parlement heeft in een resolutie tegen dit idee gestemd, maar het is onwaarschijnlijk dat de eurocraten het zomaar zullen laten vallen, aangezien het in feite neerkomt op een grote overdracht van macht en invloed naar de EU. Dat dit bureaucratische bestuursniveau elke democratische legitimiteit ontbeert om zich te mengen in gevoelige discussies over defensie en buitenlands beleid, wordt daarbij gewoonweg genegeerd.

Er wordt vaak gezegd dat de EU is begonnen als een vredesproject. Dat is juist, maar zelden wordt uitgelegd dat de methode die wordt gebruikt om vrede te bereiken, het wegnemen van handelsbarrières is. De bewering “Als goederen de grenzen niet overschrijden, doen legers dat wel” is juist - ook al is het nog steeds geen garantie, want aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog was er al veel interactie en handel tussen landen. Samen met de Amerikaanse militaire bescherming verdient de EU dan ook lof voor het feit dat zij de kans op oorlog in Europa heeft verkleind. Door haar kerntaak, namelijk het openstellen van de handel, op te geven, schendt de Europese Unie echter de eigen kernwaarden.

Uiteindelijk heeft de EU geen vat op wat Trump allemaal beslist. Het kan wel beslissen om de gelegenheid aan te grijpen om de eigen niet-tarifaire belemmeringen te milderen, of om de Europese Verdragen toe te passen, zodat ondernemingen ter compensatie van de deels weggevallen Amerikaanse markt meer kunnen gaan handel drijven binnen Europa. Volgens Het Internationaal Monetair Fonds (IMF) komen de industriële handelsbelemmeringen tussen EU-lidstaten immers in de praktijk neer op 44 %, wat drie keer hoger is dan tussen Amerikaanse staten). In de dienstensector loopt die kost zelfs op tot 110 %. De organisatie schat dat eenvoudige verlaging van de handelsbelemmeringen tot het niveau van de Verenigde Staten de intra-Europese productiviteit met ten minste 7 % zou verhogen. Samengevat: Europa heeft haar lot in eigen handen.