De desinformatie van Oxfam

vr 19 jan 2024 - 10:26

Naar goede traditie komt Oxfam bij de start van het World Economic Forum in Davos met een rapport waarbij het klaagt over "groeiende en extreme ongelijkheid". 

(Artikel door Pieter Cleppe, ondervoorzitter van Libera! en hoofdredacteur van BrusselsReport.eu, zoals oorspronkelijk gepubliceerd op TPO.nl op 17 januari 2024.)

Het stelde daarbij dat “de vijf rijkste mannen ter wereld hun fortuin meer dan zagen verdubbelen sinds 2020, terwijl in dezelfde periode vijf miljard mensen armer zijn geworden”. 

Eén probleem daarbij: die cijfers kloppen niet. De Zweedse onderzoeker Johan Norberg legt uit dat het “Global Wealth Report” van UBS, “dat de belangrijkste bron is voor Oxfam’s welvaartsberekeningen”, onthult dat “voor de wereld als geheel deze jaarlijkse verschuivingen ongeveer zijn tenietgedaan, waardoor de mondiale welvaartsongelijkheid weer terug is op het niveau van toen de pandemie begon.” Norberg voegt er aan toe dat “voor de meeste ongelijkheidsindicatoren, dit het laagste niveau was dat deze eeuw is gemeten.” Kijken naar de vijf personen die het in een bepaalde periode het best deden, zal altijd de indruk geven die Oxfam wil wekken. De NGO, die een obsessie heeft voor de zogenaamde “Gini index”, een door een Italiaanse fascist uitgevonden vergelijkingsmethode voor ongelijkheid, negeert daarbij de 24 rijken die uit de Forbes-lijst verdwenen nadat ze in één jaar 43 miljard dollar hadden verloren. 

Norberg voegt daar aan toe dat de Gini-coëfficiënt sinds 2000 net gedaald is, van 92 naar 88, waarbij ook het aandeel in de globale rijkdom van de “1% rijksten” gedaald is van 49 naar 44,5%. Ook Daniel Waldenström, co-auteur van het Global Wealth Report, stelt: "De ongelijkheid in wereldwijde rijkdom is afgenomen door alle standaardmetingen." Sinds 1900 is het aandeel van de "1%" in de wereldwijde rijkdom in alle Europese landen gedaald, van 50 tot 70% toen, tot 20 tot 23% in 2017. Enkel in de Verenigde Staten, en in mindere mate in Groot-Brittannië, kan men een trend naar nieuwe concentratie van rijkdom waarnemen, maar zelfs dan, is het nog in veel mindere mate dan in de jaren 1900-1950. 

Terwijl er nergens zoveel ongelijkheid was als in de Sovjetunie, met zijn klasse van Communistische regimegetrouwen met allerlei privileges, zorgt het wereldwijde kapitalisme dus net voor een daling van de ongelijkheid. Indien ongelijkheid het resultaat zou zijn van speciale privileges die overheden aan sommigen toekennen, dan zou het uiteraard terecht zijn om hiertegen te protesteren. Daarbij zou men het expansieve monetaire beleid in het Westen de afgelopen veertig jaar kunnen hekelen. Dat heeft immers de kapitaalkrachtigen bevoordeeld, want hoe meer kapitaal iemand heeft, hoe minder riskant het wordt om zich tegen inflatie te beschermen door harde activa te kopen, zoals onroerend goed, aandelen of goud. Dat is echter duidelijk niet wat Oxfam doet. In haar communicatie richt Oxfam zich op het fundament van onze huidige levensstandaard: het kapitalistische systeem, niet op de socialistische aspecten van ons systeem, zoals expansieve monetaire financiering, die net bedoeld is om de sociaal-democratische welvaartsstaat te financieren.

Desinformatie

Het is niet de eerste keer dat Oxfam met pure desinformatie op de proppen komt. Ook in november, naar aanleiding van de start van de jaarlijkse “COP28” klimaatconferentie van de VN, lanceerde het een aanval op de "superrijken". In een rapport schilderde de NGO hen toen af als "ultravervuilers", waarbij ze er in niet erg gematigde bewoordingen aan toevoegde dat ze "de planeet plunderen en vervuilen tot op het punt van vernietiging, waardoor de mensheid stikt in extreme hitte, overstromingen en droogte".

In dat rapport beweerde Oxfam bovendien dat de rijkste 1 procent van de wereldbevolking "in 2019 evenveel koolstofvervuiling produceerde als de vijf miljard mensen die de armste twee derde van de mensheid uitmaken". 

Ook deze bewering was feitelijk onjuist, want in haar berekening hield Oxfam niet enkel rekening met de levensstijl van de rijksten, maar ook met de uitstoot van de bedrijven waarvan zij aandeelhouder zijn. Allicht was het minder sappig om de miljoenen mensen die verbonden zijn aan deze bedrijven - aandeelhouders, personeel, maar ook gewone consumenten - als "plunderaars en vervuilers" af te schilderen. 

Bij dit alles lijkt "klimaatverandering" slechts een voorwendsel. Als Oxfam echt zou geven om de vermindering van de CO2-uitstoot, in combinatie met het behoud van onze levensstandaard, zou de NGO zich volop inzetten voor kernenergie. Andere energiebronnen die geen hoge CO2-uitstoot met zich meebrengen, zoals wind- en zonne-energie, zijn immers nog niet voldoende betrouwbaar. Dat is echter niet wat Oxfam doet. In 2022, ondanks de dreigende energiecrisis, sprak de directeur-generaal van Oxfam Frankrijk, Cécile Duflot, zich openlijk uit tegen kernenergie. Ze gaf daarbij integendeel de voorkeur aan "radicale oplossingen", waarmee ze belastingen en regulering bedoelde.  

Dit soort van centrale planning is niet enkel economische onzin, het dient ook het doel van minder CO2-uitstoot niet. Dat is duidelijk wanneer we kijken naar Duitsland, dat door de uitfazering van kerncentrales nu net meer afhankelijk is van CO2-uitstotende energiebronnen. Er is integendeel dus nieuw model nodig, waarbij vertrouwen wordt gesteld in ondernemers en innovatie om milieuproblemen op te lossen. 

Alternatieven

Een dergelijk alternatief wordt gepromoot door leden van de "Climate & Freedom International Coalition", een groep academici en beleidsmakers die een ontwerp voor een internationaal verdrag hebben uitgewerkt, met als uitgangspunt om op vrije markt te vertrouwen om met CO2-neutrale oplossingen te komen. Landen die zo'n verdrag ondertekenen, dat een vrijemarktalternatief zou zijn voor het collectivistische "Akkoord van Parijs", zouden handelsvoordelen genieten als ze een klimaatvriendelijk vrijemarktbeleid voeren. 

Ondertekenaars stemmen daarbij in met het openstellen van hun markten voor handel,  waarbij een van de voorstellen is dat ondernemers en financiers in de verdragsstaten via van belasting vrijgestelde “CoVictory obligaties”, leningen en spaarfondsen investeringen kunnen doen in “Property, plant, and equipment (PP&E)” – activa die op lange termijn belangrijk zijn voor ondernemingen. De bedoeling is om zo de kost om te lenen met minstens 30% te doen zakken, wat op zijn beurt investeringen in nieuwere, schonere technologieën stimuleert. 

Andere suggesties zijn het stimuleren van gerichte belastingverlagingen (Clean Tax Cuts, CTC's), specifiek in de vier sectoren die 80% van de broeikasgasemissies veroorzaken - transport, energie en elektriciteit, industrie en onroerend goed – en belastingverlagingen met het oog op demonopolisering. Dat laatste houdt in dat men de winstbelastingen afschaft voor investeerders die monopolistische bedrijven en bedrijven die in handen zijn van de overheid opkopen, dit alles met als oogmerk om liberalisering van de energiemarkt te stimuleren bij de verdragspartijen. De kern van dit alternatief model komt neer op het idee om eenvoudigweg een einde te maken aan grootschalige overheidsbemoeienis in de energiesector en daarmee ook alle conventionele energiesubsidies af te schaffen. 

Staat Oxfam voor een dergelijk alternatief open? Of geeft ze liever toe aan haar "degrowth"-instincten? Jammer genoeg lijkt het op het tweede.